- cabinet
- cabinet [kaabiene]〈m.〉1 (zij)kamertje ⇒ hokje2 kantoor ⇒ bureau, ambtsvertrek3 clientèle 〈van advocaat〉 ⇒ praktijk 〈van arts〉4 kabinet ⇒ ministerraad, regering5 kabinet 〈van minister, regeringsfunctionaris〉6 〈meestal meervoud〉toilet7 verzameling ⇒ museum, kabinet♦voorbeelden:1 cabinet de débarras • rommelkamercabinet de lecture • leeszaal, uitleenbibliotheekcabinet de toilette • toilet, wasruimtecabinet particulier • apart eetzaaltje (in restaurant)2 cabinet de consultation • spreekkamerhomme de cabinet • kamergeleerdecabinet de travail • werkkamer3 cabinet de groupe • groepspraktijk4 cabinet fantôme • schaduwkabinet6 cabinets d'aisances • gemak, wcaller aux cabinets • naar de wc gaanm1) kamertje2) kantoor3) regering4) clièntele [advocaat]5) praktijk [arts]6) verzameling [oudheden, munten]7) museum
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.